zaterdag 28 september 2013

Totally Tubesday

Luang Namtha, 24 september 2013

Vier binnenbanden, tien bier. Dat is waar onze allereerste Tubesday mee begon. Voor slechts 80,000 KIP per stuk werden Josh, Jillian, Sandor en ik de trotse eigenaren van een binnenband van Thaise makelij. Jammer genoeg bleek de maat van de binnenband – eenmaal opgeblazen – eerder die van een grote auto dan die van een kleine vrachtwagen. Maar dat mocht de eerste Tubesday in de geschiedenis van Luang Namtha natuurlijk niet bederven.

Via de speciaal geïnstalleerde ladder, gemaakt van bamboe, daalden we af in de Nam Tha rivier. Onze telefoons, handdoeken en droge kleren waren veilig opgeborgen in mijn knalgele OceanPack. De tien bier, waarvan er inmiddels nog maar zes over waren, vonden samen met enkele tientallen klontjes ijs hun weg naar een oranje dry bag. Beiden bleken hun functie te verzaken.

Behalve voor ondergetekende, die als enige in het gezelschap de lengte had die bij de grootte van de band paste, bleek het eenmaal in de rivier nogal een uitdaging om in de binnenband te gaan zitten. Sandor stelde onze twee Beer Lao veilig, terwijl ik soepel de rivier op gleed. Overmoedig door mijn voorbeeld, probeerde Sandor met twee Beer Lao in de ene hand en de dry bag in de andere, ook de tube in te geraken. Het lukte hem echter niet om hierbij zijn evenwicht te bewaren en tuimelde, met bier en al, achterover het water in.

De rest van de tubers barstte in lachen uit, tot het moment dat ze zich realiseerden dat er nog goed en wel voor de start al twee Beer Lao verloren waren gegaan. Josh en Jillian, die op de ladder klaar stonden om het water in te gaan, pakten het anders aan. Jillian besloot de tube op haar buik te trotseren, om zo te allen tijde in staat te zijn het hoofd – en het bier – boven water te houden. Rustig wachtte ze tot Josh zijn gewenste tube-positie had bereikt, waarna ze hem een vers geopend biertje aangaf. Ook Sandor en ik werden van een nieuw bier voorzien: klaar om met de stroom mee te gaan.

De tube bleek het ideale transportmiddel om de omgeving van Luang Namtha te verkennen. Het rustige tempo van de rivier gecombineerd met een Beer Lao in de hand, maakte het een ontspannen sightseeing tour. Met onze vrije hand zwaaiden we naar locals die op de rijstvelden aan het werk waren en met onze voeten peddelden we van de ene naar de andere kant. Totdat Josh de eerste stroomversnelling hoorde: ‘Wait guys, do you hear that?’

Krampachtig probeerde ik me met mijn vrije hand aan de ene of andere boomwortel vast te houden, om niet te ver van de groep af te raken. Iedereen kwam min of meer tot stilstand en concentreerde zich op het angstaanjagende geluid van miljoenen liters vallend water in de verte. ‘Well’, zei Sandor na uiterst geconcentreerd het geluid geanalyseerd te hebben, ‘that was just a car.’ Inderdaad, het geluid van wat een ronkende motor bleek, stierf weg. Tubesday kon worden voortgezet.

Maar het kon nooit lang duren voordat de eerste echte stroomversnelling opdook. Bij een bamboe platform aan de oever namen we een pauze om onder het genot van een volgende Beer Lao de beste tactiek te bespreken. Ondertussen bleken de donsharen op mijn bovenbenen uitermate geschikt om een laagje diarree-achtige smurrie vast te houden. Ach, dat zou er in die stroomversnelling vast wel af spoelen. Helemaal rechts, was de conclusie, nadat we de stroming van de rivier over de hoger gelegen rotsen bestudeerd hadden. De lege Beer Lao-flessen werden verzameld in ingepakt, de binnenbanden werden weer bedwongen.

Vlak voor de rotspartij verdeelde de rivier zich in tweeën. Hevig peddelend probeerden we uit de linkerstroming te komen, om ons volledig door de rechterstroming mee te laten voeren. Ternauwernood wist ik de rotsen in het midden te ontwijken en liet ik me meevoeren. Eenmaal uit de stroomversnelling en weer rustig dobberend op het water, kon er niets anders volgen dan wederom een schaterlach in dubbele stereo. Het was goed afgelopen, we dobberden door.

Toen de Beer Lao-tas alleen nog maar lege flessen bevatte, werd het tijd om aan te meren. Bij de eerste de beste mogelijkheid die we zagen, tubeden we naar de kant. Nog voordat we goed en wel de rivier uitgeklommen waren, kwam een Laotiaanse vrouw, met haar baby op de arm, kijken wat er aan de hand was. Nadat de mannen vers Beer Lao hadden gehaald, stormden er tientallen kinderen joelend de helling af. Falang in het dorp, komt dat zien.

Enthousiast zwaaiden we naar de kinderen, probeerden ons vriendelijkste gezicht op te zetten, maar ze durfden niet dichterbij te komen. ‘Wacht, ik probeer het in hun eigen taal’, dacht ik. ‘Chow sabaidee boh?’, vroeg ik. Gillend renden de kinderen terug de helling op, alsof ze vier spoken hadden gezien. De falang gierden het uit, waarop de kinderen voorzichtig weer terugkeerden. Nog een paar keer lieten we de kinderen schrikken, dit keer niet met Laotiaans, maar met karige monster-imitaties. Nog een paar gekke bekken erachteraan en we hadden het vertrouwen van de kinderen gewonnen. Een enkeling durfde zelfs een high five te geven. Met een gerust hart konden wij, falang, weer de rivier op.

Drie stroomversnellingen, een bijna-aanvaring met twee waterslangen en dertig koeiendrollen verder, werd het tijd om het koude water te verlaten. Bij de eerstvolgende mogelijkheid om de rivier uit te komen, stond een politieagent vanaf de kant al naar ons te wijzen. ‘Ojee, die ziet er niet al te vrolijk uit’, zei ik. ‘We zijn vast iets illegaals aan het doen.’ Druk gebarend liep hij naar de plek waar wij de kant op klommen. Wederom stormde een groep kinderen op ons af om met eigen ogen te zien wat er gaande was. Met onze allervriendelijkste glimlach naderden we de agent. En wat bleek, we kregen een nog grotere glimlach terug. Of het aan zijn goede gemoed lag, of zijn syndroom van Down, deed op dat moment niet ter zake.

Druipend van het bruine water liepen we naar de hoofdweg. Daar bleek dat we, zelfs na vier uur tuben, nog maar een paar kilometer uit Luang Namtha waren. We klommen in een motorisch aangedreven kar die voor ons stopte en lieten ons mee terug nemen. Vrolijk constateerden we dat er van de spullen in de dry bag niet veel meer droog was. Ach, wat maakt het uit, onze allereerste Tubesday totally rocked!

maandag 16 september 2013

Kippenhok


Ons huis lijkt wel een kippenhok. Niet omdat de mensen die in het falang house wonen er zo’n bende van maken, maar omdat het wemelt van de kippen. Niet letterlijk in ons huis, maar toch zeker er omheen. Je kan de poort nog niet binnenlopen of je struikelt over een hen met haar dozijn kuikens.

Onze buren houden kippen. Scharrelkippen, welteverstaan. De buren denken hun schare kippen veilig omheind te hebben op een flink stuk grond, maar kennelijk zit er ergens in dat hek een gat. Hier maken de hanen en hennen gretig gebruik van om in onze tuin te komen chillen. Via de tuin wandelen ze naar onze buren aan de andere kant, of simpelweg naar de straatkant.

Wat onze – en andere – tuinen nou zo aantrekkelijk maakt is me een raadsel, maar ze scharrelen hier graag. Misschien is het gras altijd groener aan onze kant, of vallen de lekkerste zaden op onze grond. Wat de reden ook is, het wordt een bonte bedoening als je lekker in je hangmat een middagdutje wil doen.

Want dat er wat kippen en kuikens onder je door tippelen is geen ramp, maar de hanen die het spoor van hun territorium bijster zijn is dat wel degelijk. Want welke hen op welk gebied hoort bij welke haan? Omdat de hanen het zelf ook niet weten, ontstaat er een continu geschal van hanengekraai. De ene haan neemt het op tegen de andere, waardoor er een heuse kraaibattle ontstaat.

In tegenstelling tot wat je zou denken, kraaien ze niet alleen bij het krieken van de dag. Nee, ze beginnen al uren voor zonsopgang en gaan rustig de hele dag door. De ene haan klinkt alsof hij al jaren zware shag heeft gerookt, de ander alsof hij een zware nacht in de gay bar achter de rug heeft.


Een ware kakafonie van allerhande hanengekraai verstoort mijn middagrust. En dan heb ik het over het hennengekakel nog niet eens gehad. Een theekransje bij de kapper is er niks bij…

zaterdag 7 september 2013

Lost in Lao Smiles


Sabaidee! Khop jai lai lai! The Lao words that every tourist knows are not that hard to learn. But what if you need to make something clear to a local person? And what if it actually is important that your message comes across?

Communication would appear to be the first and biggest challenge when I started at Forest Retreat’s Bamboo Lounge restaurant. Four Lao girls were awaiting me in the early morning with a huge smile. Two of them only spoke a little English; the other two had been working there for only a month or so and didn’t speak any English at all.

Luckily the girls were trained very well and knew exactly what to do in the shop. So they started arranging the sofas, cleaning the floors, preparing food in the kitchen…

Soon the first travellers arrived, craving for western breakfast and real coffee. I told the girls what our customers had ordered and asked them to prepare the food. I smiled. The girls smiled back at me.

But soon I found out that their smile was not to be confused with a sign of approval. The Lao girls not only smile when they are happy, they smile at you whenever you’re talking to them, whether they understand you or not.

So, instead of preparing food for hungry travellers, the girls were smiling some more. I smiled back at them. I even nodded. Finally I understood that they didn’t understand. Fortunately, there is such a thing as universal sign language. With pointing, signing and showing ingredients, I managed to get the girls preparing the right dishes.

And as breakfasts turned out fine, the girls served it to the patient customers. With a smile, obviously.