maandag 18 november 2013

Little busy bees

At Forest Retreat our Lao staff are always buzzing around: doing the dishes, clearing the dust off of the furniture, sweeping and - most of all - mopping the floor. Every spare minute, you’ll find one of the girls mopping the floor with hot soapy water.

Of course, it has been us westerners who have taught the girls to keep everything nice and clean. Hygiene is something that most Lao people have never heard of. Therefore, mopping the floor is a good thing. But sometimes the girls get a bit too enthusiastic…

Little Noi is probably the most fanatic of them all. Even if one of the other girls mopped the floor just five minutes ago, Noi is getting ready to do it once more. And while mopping, she is talking as if her life depends on it. Unfortunately I cannot yet tell what she is saying, but considering the volume of her speech, it must be a story of great importance.

And don’t you dare to disturb her in her cleaning activities! If one of us needs to go in the direction where she has just been mopping the floor, she will interrupt her story and just yell: ‘Stop! Stop cip nathi!’ So, you cannot move for ten minutes, until the floor is dry again. If you do try, Noi will try to make you sit down for nung suomong, one hour…

So far, so good. The girls obviously got the principle of hygiene and are trying their best to keep the standards up. But when it gets busy, it can get a little dangerous, since wet tiles can be very slippery. So at those times, Noi will have to be stopped by us. ‘Noi, Stop! Please stop mopping the floor! Stop for nung suomong!’

Deze blog verscheen eerder op www.forestretreatlaos.com

Verhuizen Lao Style


Waar wonen in Laos van tijd tot tijd wat irritaties kan opleveren, is verhuizen pas echt een uitdaging. Vind in Luang Namtha ten eerste maar eens een huis dat in de buurt komt van Westerse begrippen, en zorg ten tweede maar eens dat het ook daadwerkelijk bewoonbaar wordt.

De twee Kiwi’s die het ecotoerismebureau runnen waar ik vrijwilligerswerk verricht, kijken er na bijna drie jaar al niet eens meer van op. Gaten in muren en plafonds, kapotte elektra, provisorische reparaties aan van alles en nog wat: voor Laotianen de normaalste zaak van de wereld.

Maar dit keer was het anders! Dit keer hadden de Kiwi’s voor hun vrijwilligers een parel van een nieuw falang house gevonden. Twee etages met vier ruime slaapkamers, twee badkamers, een grote woonkamer met mooie hoge plafonds, twee balkons en ook nog eens een grote tuin. Het enige wat er aan gebeuren moest, was het vervangen van de hurktoiletten door zitvarianten en het installeren van warme douches. Geen probleem, boh pen yang! Zo gemakkelijk kon het natuurlijk nooit zijn. Het eerste probleem waar wij als falang tegenaan liepen, was het Laotiaanse tijdsbesef. Terwijl het ene huis verlaten moest worden om plaats te maken voor andere mensen, waren de Chinese bewoners het nieuwe huis nog niet uit. Conclusie: een nachtje hotel.

De volgende dag zouden de bewoners het huis leeghalen, zodat wij er aan het eind van de middag in konden trekken. In tegenstelling tot wat hier gebruikelijk is, namen de bewoners alle meubels mee. Zelfs het aangebouwde schuurtje werd tot de grond afgebroken en – wat hier dan weer wel gebruikelijk is – werd met het verbranden van afval een deel van het gazon verwoest. De rest van de rommel, grote stukken hout en beton, kon wel blijven liggen. Eenmaal aangekomen in het lege huis, vielen ons de schelmen van de ogen. Zonder meubilair bleek het huis toch niet in zo’n goede staat als aanvankelijk leek. De muren konden wel een likje verf gebruiken, de gaten in plafonds mochten wel dichtgemaakt worden en de horren tegen de muggen waren aan vervanging toe. De toiletten en douches waren inmiddels al geïnstalleerd, dus de schade bleef beperkt. Conclusie: nog één nachtje hotel.

De volgende middag werd het eindelijk tijd om in te trekken. De mooie wandeling door de rijstvelden en jungle van die ochtend was door een vreselijke stortbui verfrissender verlopen dan verwacht, maar godzijdank was de warme douche beneden al in werking. De Laotiaanse manier van schoonmaken liet nog wat te wensen over, maar dankzij mijn reiservaring in Afrika en Azië zette ik me daar zo overheen en sprong onder de douche. Slechts dertig seconden kon ik mezelf opwarmen onder de warme straal, want de elektra in het huis kon het niet aan om zowel de lampen als de douche van stroom te voorzien. Knal, stop door. Slechts gekleed in een handdoek stapte ik de douche uit om de schakelaar van de stop om te draaien. Poging twee: weer kreeg ik maar een halve minuut. Met de junglemodder nog op mijn benen, zocht ik in mijn backpack – ik zou immers pas die middag gaan uitpakken – naar droge kleding. Ik belde de Kiwi’s, die op hun beurt hun Latioaanse zakenpartner belden, die op zijn beurt de Chinese huiseigenaresse belde, om te zeggen dat de stroom niet naar behoren werkte. Boh pen yang, morgenochtend zou dat het eerste zijn wat gemaakt zou worden. Conclusie: nog een nachtje hotel.

Ja hoor! De douche bleef dit keer warm én het licht bleef aan. Met een emmer warm water begon ik aan de schoonmaak die de bewoners hadden verzaakt te doen. Toen alles er spic en span bij lag, kon ik zelf de warme douche testen. En dat ging goed. Het enige wat nu nog moest gebeuren, was het installeren van een watertank op het dak. De badkamer van de bovenste verdieping was zowaar voorzien van een warme douche, ware het niet dat er niet genoeg druk was om het water ook boven te krijgen. Een enorme wateropslagtank op het dakterras moest dit euvel verhelpen. En hop, daar was de reddende loodgieter. Ik maakte het bed op in de net schoongemaakte slaapkamer en verliet het huis om wat te gaan eten.

De eerste nacht in het nieuwe huis, altijd spannend. Ik parkeerde mijn fiets en liep naar binnen. Op mijn slippers, een enorme plas water in. Het water kletterde met liters tegelijk naar beneden, dwars door het plafond heen. Ik rende naar de badkamer boven, waar het water uit een geknapte pijp kwam. De kraan dichtdraaien had geen zin, de pijp bleek niet op die kraan aangesloten. Maar waar kon je in vredesnaam het water afsluiten in een Laotiaans huis? En kon dat überhaupt wel? In paniek belde ik de Kiwi’s, die op hun beurt hun Laotioaanse zakenpartner belden, die op zijn beurt de Chinese huiseigenaresse belde om te zeggen dat het huis blank stond. Boh pen yang, inmiddels was de gehele watertoevoer afgesloten, morgenochtend zouden ze het wel komen maken. Conclusie: nóg één nachtje hotel

Wordt vervolgd…

Deze column verscheen eerder op www.aziatischetijger.nl

woensdag 23 oktober 2013

Some cheesy road trip

Shopping for cheese by bus, boat and a ton of tuktuks

Serving high quality western food in a remote town like Luang Namtha is quite a challenge. How do you make pizza if you can’t buy real cheese in town? And how do you serve Italian pasta’s when you can only find rice noodles at the market? And then I haven’t even mentioned meats like ham and bacon... Stuff you can’t find for miles and miles.

But that’s where the cheese run comes in! It takes only four busses, twelve tuktuk rides and two boat trips to bring cheese to Luang Namtha. No problem, boh pen yang!

At 7.30 in the morning the tuktuk was waiting for us to do our first cheese run. It brought us – and our empty bag – to the Luang Namtha bus station, about ten kilometres out of town. There the bus to Huay Xai was waiting for us, already full of local people who were ready to leave. Quickly, we bought a bottle of water (we had already brought our takeaway sandwich from the shop) and tried to conquer a seat on the bus. We managed to get the last two seats on the bus, preventing us having to sit on tiny plastic chairs in the aisle.

Four hours later we arrived in Huay Xai. There we needed to get on another tuktuk to take us to the border. After getting a departure stamp in our passports, we were ready to cross the Mekong: the natural border between Laos and Thailand. It only takes a few minutes to get across. After the immigration formalities, we were ready for the third tuktuk ride on the cheese run. It took us to the Chiang Khong bus station where we caught the bus to Chiang Rai.

Three hours later we arrived at Chiang Rai’s bus station. Tuktuk number four awaited us to take us to our hotel. After this nine hour trip, we figured we deserved a Singha beer and went into town.

Early morning the next day it was time to actually go cheese hunting. Fully equipped with a shopping list, a floor map sketch of Makro, a Makro customer card and thousands of Thai Baht we took the fifth tuktuk of this trip to this huge wholesale supermarket. Entering the sliding doors made us feel as if we were sucked into this black hole that brought us back to ‘civilisation’. Television sets, hundreds of different flavours of crisps, biodegradable plastic bags and even frozen pizza.

But there was no time to contemplate that! It was cheese we needed! We took a big size shopping cart and drove it all around this massive supermarket. Since we were carefully instructed, we knew we had to find empty boxes first. The washing powder aisle would be the best place to find them, but the Makro-employees had it blocked to get new supplies from the upper shelves with a forklift. Luckily, the next aisle they were unpacking boxes of toothpaste and shower gel. We snatched the boxes out of the employees hands, hurled the remaining toothpaste out of the box and took them to the cheese aisle.

In this cheese heaven we loaded kilos of cheddar and mozzarella into the empty boxes until they nearly fell apart. Done! That cheese run wasn’t as hard as we thought. But wait, there was a shopping list, it wasn’t only about the cheese. Somewhere at the bottom of what I thought was my empty bag, I found the shopping list. Pasta, olive oil, caramel dip, plastic containers, switchboard electrical plugs…

OMG, where to find all that in this enormous consumer’s Valhalla?

But wait, there was the sketch of the floor map as well! We were saved, now we were able to find all the ingredients we needed to bring to Luang Namtha. We raced through the aisles, adding everything we needed to the cheesy boxes. With a shopping cart full of western ingredients we went to the cashier. It took two of them to get everything out of the boxes, scan the bar codes and put it all back again. With a smile I handed them the Makro customer card and the money.

Our tuktuk driver was fortunately waiting for us outside. All the boxes, there were seven of them, in the tuktuk and back to the hotel. The friendly staff at the hotel let us use their fridge, so that our cheese wouldn’t go to waste! But this was not the end of the journey. Makro may have nearly everything you need, but it doesn’t have capers. Therefore we had to make another trip to Chiang Rai’s shopping mall to find Tops Market. And there we found capers, imported to Thailand all the way from the Mediterranean.

Now we finally had everything we needed, the next day we could return to Luang Namtha with an easy mind.

However, it wasn’t as easy as that. Loaded with seven heavy boxes full of cheese and pasta, we had to go on tuktuk ride number nine. Once arrived at the bus station, all the boxes had to get on the vehicle. The row of seats at the far end of the bus ended up being full of boxes. And - since I got myself one in Chiang Rai - also a bicycle. Luckily the bus wasn’t too crowded, so we made it to Chiang Kong without any troubles.

In Chiang Kong we loaded all the boxes on to yet another tuktuk. But the tuktuks in Chiang Kong were a lot smaller than the ones in Chiang Rai. All the boxes fitted on to it, and one person. But hey, it’s only a few kilometres to the border, I will just bike there! When I arrived at the border, all the boxes were already loaded off the tuktuk. After getting the immigration formalities done one more time, we had to get all the boxes to the river and onto a long tail boat. We hired a motorbike carrier to help us get the boxes down the riverbank and into the boat. Bicycle on top of it all, no problem!

On the Lao side of the river we found a porter with a carriage to help us get all the boxes up the steep hill. And guess what, we needed another tuktuk to the bus station. Loading all the boxes on and off and on the bus again. Since it was already five in the afternoon, we ended up being on a sleeper bus. Dozing away, dreaming about cheese and cycling, we arrived at Luang Namtha around nine in the evening. Now we were only one more tuktuk ride away from Forest Retreat Laos! Twenty minutes later the Lao staff was waiting for us, arms wide open, to help us load off the boxes one more time.

And what would be a better way to end the cheese run with a delightful cheesy pizza and a Lao beer!

This blog was written for Forest Retreat Laos' website, where I volunteer.

donderdag 10 oktober 2013

Totally Tubesday #2: who needs the jungle?



Luang Namtha, 1 oktober 2013

Een vrije dag: tijd om de omgeving te verkennen. Deze week niet per binnenband op de rivier, maar per fiets en hiking boots. Zo’n drie kilometer buiten Luang Namtha ligt het kleine dorpje Nam Dy. En dit dorpje herbergt de Nam Dy Waterfall. Geen al te indrukwekkend natuurgeweld, maar aangenaam voor een middagwandeling.

Voor slechts duizend KIP parkeer je je fiets bij de ‘ingang’ van het natuurgebied. Voor nog eens tweeduizend kip mag je doorlopen. Een schattig klein paadje, bevolkt door kleurige vlinders, leidt naar de top van de waterval waar je uitzicht hebt op het valleitje. Een ander paadje leidt de andere kant op omhoog: hier hebben ze schommels neergezet om nog iets van een vullend programma te bieden. Dus na een klein uurtje hadden we die hele waterval wel gezien.

Terug omlaag, terug naar de fietsenstalling. Of wacht, bij de uitgang leidt nog een ander pad omhoog. Of nee, het is geen pad, het is gewoon een weg. De modderige weg omhoog zit vol met bandensporen, er moet daarboven nog een dorpje zijn. In het ‘souvenirwinkeltje’ (lees: een winkeltje met drankjes en chips) kochten we nog een fles water. Tijd om verder te hiken.

Al gauw blijkt dat de weg steiler is dan gedacht, maar gelukkig had ik voor vertrek mijn bergschoenen verkozen boven slippers. Maar hoe erg kan het zijn, als locals zo per scooter omhoog scheuren? Toch liep ik na iedere paar stappen uit te hijgen: iedere keer als ik ga hiken word ik eraan herinnerd hoe erg die inspanning verschilt van andere sporten. Of ligt het aan het feit dat ik hier niet drie keer per week in de sportschool bivakkeer? Bovendien, de Laotianen leren al vanaf hun zesde of zevende scooter rijden, geen wonder dat ze als gemotoriseerde slangen moeiteloos omhoog glibberen.

De klim wordt, eenmaal boven, uiteraard beloond met een prachtig landschap. Rijstvelden met kleine hutjes, slingerende weggetjes ertussendoor, jammer genoeg ook enorme rubberplantages, maar gelukkig ook veel jungle in de verte! Rijst in de valleien werd afgewisseld met rubberbomen op de heuvels en allerlei soorten bomen op de top van de berg. Het besef dat je nu toch echt in een compleet ander land woont, begint eindelijk te komen.

Verder voert de wandeling. Langs rijst, bananenbomen en zelfs katoen. Na een tijdje splitst het weggetje zich: verder omhoog via de linkerkant, of rechts omlaag? Het wordt links. De rijstvelden maken plaats voor rubberplantages. Zo lang we nog jungle zien op de bergtoppen, negeren we de ernst van de situatie. Totdat we een enorm gat in de grond zien, met daarin een groot stuk plastic zeil. Eromheen liggen kleine, lege plastic zakjes. Chinese letters prijken op de verpakking. Het kan niet anders dan dat hier landbouwgif gemengd wordt.

De tocht gaat verder met een dubbel gevoel. Natuurlijk gebruiken ze landbouwgif, het zou naïef zijn om te denken dat het niet zo is. Een Laotiaanse familie die besluit rubber op zijn grond te planten, kan het zich immers niet veroorloven dat de bomen stuk gaan. Het duurt immers jaren voordat zo’n rubberboom gegroeid is en daadwerkelijk rubber geeft. Jaren, vele jaren, waarin de rubberprijs sterk kan dalen.

Desondanks is het een mooie route: het pad is ideaal om te mountainbiken of te wandelen. We gaan dan ook verder tot we niet meer kunnen: het pad loopt ten einde en we keren om als we worden opgeslokt door een rubberplantage. Terwijl de zon bijna achter de bergtoppen verdwijnt, volgen we dezelfde weg terug naar de fietsenstalling.

De terugweg naar Luang Namtha geeft een kijkje in het dagelijks leven van de dorpsbewoners in de regio: tegen het eind van de middag, na het heetst van de dag, komt de samenleving weer tot leven. Drie mannen zitten rondom een fiets, die ze op z’n kop hebben gezet. Een brengt de trapper in beweging om het wiel draaiende te houden, de ander houdt een maiskolf tegen het draaiende fietswiel om de korrels er snel af te krijgen, de derde kijkt toe hoe de maiskorrels op een stuk plastic op de grond belanden.

Ondertussen nemen de vrouwen uit het dorp een douche aan de rand van de weg. Uit de berg steekt een stukje pvc-buis waar water uit stroomt. Een natuurlijk stroompje bergwater wordt gekanaliseerd door de buis en verwordt tot een soort douche waar de dorpsbewoners zich kunnen wassen: vrouwen in sarongs, mannen in hun ondergoed en kinderen in hun naakte onschuld.

Snel terug naar Luang Namtha om de dag met een Beer Lao (of wat) af te sluiten.

donderdag 3 oktober 2013

De ‘making of’ van De mensen achter het Sophia

Een paar weken geleden was het zover: een teaser van mijn boek over ‘de mensen achter het Sophia Kinderziekenhuis’ kon online. Nadat ik goedkeuring had gekregen van de drie Sophia-medewerkers die in deze teaser beland waren, maakte ik een account aan op TenPages.com. Ik vulde alle gegevens in, maakte een eigen cover en uploadde tien pagina’s uit het manuscript: de zoektocht naar aandeelhouders kon beginnen.

De aanloop naar het project had echter wat meer voeten in de aarde. Omdat het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam dit jaar maar liefst honderdvijftig jaar bestaat, vonden we bij Metro dat we hier iets speciaals mee moesten doen voor de Rotterdamse editie. Mijn collega opperde om iets met de medewerkers te doen. Zo kwam ik op het idee voor een portretserie van een x aantal medewerkers. Niet alleen zou ik hen vragen naar hoe hun werkdag eruitziet, maar ook naar hun drijfveren en een klein inkijkje in hun privéleven. Want wat doet een kinderarts nou eigenlijk om thuis te ontspannen? En wat zijn hun mooiste herinneringen aan hun werk of aan patiëntjes?

Samen met de persvoorlichter kwam ik op een lijst van negen mensen die uitstekend in deze serie zouden passen. Gelukkig waren ze alle negen enthousiast over het idee en waren ze bereid tijd vrij te maken om mij en de fotograaf te ontvangen. Ik plande de afspraken in en werd zo langzamerhand kind aan huis in het Sophia. Maar dat gaf wel een dubbel gevoel: honderden kinderen en ouders waren hier ook kind aan huis, maar zij kwamen niet om leuke gesprekken te voeren. Zij kwamen hier omdat ze ziek waren, sommige kinderen konden na een controle weer naar huis, andere moesten geopereerd of opgenomen worden. Hoe houd je dat werk vol?

Gelukkig kwam ik er al na het eerste gesprek achter dat het lang niet alleen maar kommer en kwel is in het Sophia Kinderziekenhuis. Allesbehalve! Niet alleen worden er kinderen genezen, ook wordt er een heleboel onderzoek gedaan om ervoor te zorgen dat ziektes in de toekomst beter behandeld kunnen worden, of misschien zelfs wel helemaal voorkomen. En waar de onderzoeken of behandelingen nog niet zover zijn en kinderen toch een ellendige tijd in het ziekenhuis moeten liggen, proberen de medewerkers er alles aan te doen om toch een glimlach op de gezichten van de kinderen te toveren.

En als je de verhalen van deze negen bijzondere mensen hoort, dan begrijp je hoe ze het vol houden. De kinderen geven hen energie om voor de volle honderd procent aan het werk te gaan. Sterker nog, ze geven genoeg energie om nog een tandje bij te zetten ook!

Koop aandelen op TenPages.com!

zaterdag 28 september 2013

Totally Tubesday

Luang Namtha, 24 september 2013

Vier binnenbanden, tien bier. Dat is waar onze allereerste Tubesday mee begon. Voor slechts 80,000 KIP per stuk werden Josh, Jillian, Sandor en ik de trotse eigenaren van een binnenband van Thaise makelij. Jammer genoeg bleek de maat van de binnenband – eenmaal opgeblazen – eerder die van een grote auto dan die van een kleine vrachtwagen. Maar dat mocht de eerste Tubesday in de geschiedenis van Luang Namtha natuurlijk niet bederven.

Via de speciaal geïnstalleerde ladder, gemaakt van bamboe, daalden we af in de Nam Tha rivier. Onze telefoons, handdoeken en droge kleren waren veilig opgeborgen in mijn knalgele OceanPack. De tien bier, waarvan er inmiddels nog maar zes over waren, vonden samen met enkele tientallen klontjes ijs hun weg naar een oranje dry bag. Beiden bleken hun functie te verzaken.

Behalve voor ondergetekende, die als enige in het gezelschap de lengte had die bij de grootte van de band paste, bleek het eenmaal in de rivier nogal een uitdaging om in de binnenband te gaan zitten. Sandor stelde onze twee Beer Lao veilig, terwijl ik soepel de rivier op gleed. Overmoedig door mijn voorbeeld, probeerde Sandor met twee Beer Lao in de ene hand en de dry bag in de andere, ook de tube in te geraken. Het lukte hem echter niet om hierbij zijn evenwicht te bewaren en tuimelde, met bier en al, achterover het water in.

De rest van de tubers barstte in lachen uit, tot het moment dat ze zich realiseerden dat er nog goed en wel voor de start al twee Beer Lao verloren waren gegaan. Josh en Jillian, die op de ladder klaar stonden om het water in te gaan, pakten het anders aan. Jillian besloot de tube op haar buik te trotseren, om zo te allen tijde in staat te zijn het hoofd – en het bier – boven water te houden. Rustig wachtte ze tot Josh zijn gewenste tube-positie had bereikt, waarna ze hem een vers geopend biertje aangaf. Ook Sandor en ik werden van een nieuw bier voorzien: klaar om met de stroom mee te gaan.

De tube bleek het ideale transportmiddel om de omgeving van Luang Namtha te verkennen. Het rustige tempo van de rivier gecombineerd met een Beer Lao in de hand, maakte het een ontspannen sightseeing tour. Met onze vrije hand zwaaiden we naar locals die op de rijstvelden aan het werk waren en met onze voeten peddelden we van de ene naar de andere kant. Totdat Josh de eerste stroomversnelling hoorde: ‘Wait guys, do you hear that?’

Krampachtig probeerde ik me met mijn vrije hand aan de ene of andere boomwortel vast te houden, om niet te ver van de groep af te raken. Iedereen kwam min of meer tot stilstand en concentreerde zich op het angstaanjagende geluid van miljoenen liters vallend water in de verte. ‘Well’, zei Sandor na uiterst geconcentreerd het geluid geanalyseerd te hebben, ‘that was just a car.’ Inderdaad, het geluid van wat een ronkende motor bleek, stierf weg. Tubesday kon worden voortgezet.

Maar het kon nooit lang duren voordat de eerste echte stroomversnelling opdook. Bij een bamboe platform aan de oever namen we een pauze om onder het genot van een volgende Beer Lao de beste tactiek te bespreken. Ondertussen bleken de donsharen op mijn bovenbenen uitermate geschikt om een laagje diarree-achtige smurrie vast te houden. Ach, dat zou er in die stroomversnelling vast wel af spoelen. Helemaal rechts, was de conclusie, nadat we de stroming van de rivier over de hoger gelegen rotsen bestudeerd hadden. De lege Beer Lao-flessen werden verzameld in ingepakt, de binnenbanden werden weer bedwongen.

Vlak voor de rotspartij verdeelde de rivier zich in tweeën. Hevig peddelend probeerden we uit de linkerstroming te komen, om ons volledig door de rechterstroming mee te laten voeren. Ternauwernood wist ik de rotsen in het midden te ontwijken en liet ik me meevoeren. Eenmaal uit de stroomversnelling en weer rustig dobberend op het water, kon er niets anders volgen dan wederom een schaterlach in dubbele stereo. Het was goed afgelopen, we dobberden door.

Toen de Beer Lao-tas alleen nog maar lege flessen bevatte, werd het tijd om aan te meren. Bij de eerste de beste mogelijkheid die we zagen, tubeden we naar de kant. Nog voordat we goed en wel de rivier uitgeklommen waren, kwam een Laotiaanse vrouw, met haar baby op de arm, kijken wat er aan de hand was. Nadat de mannen vers Beer Lao hadden gehaald, stormden er tientallen kinderen joelend de helling af. Falang in het dorp, komt dat zien.

Enthousiast zwaaiden we naar de kinderen, probeerden ons vriendelijkste gezicht op te zetten, maar ze durfden niet dichterbij te komen. ‘Wacht, ik probeer het in hun eigen taal’, dacht ik. ‘Chow sabaidee boh?’, vroeg ik. Gillend renden de kinderen terug de helling op, alsof ze vier spoken hadden gezien. De falang gierden het uit, waarop de kinderen voorzichtig weer terugkeerden. Nog een paar keer lieten we de kinderen schrikken, dit keer niet met Laotiaans, maar met karige monster-imitaties. Nog een paar gekke bekken erachteraan en we hadden het vertrouwen van de kinderen gewonnen. Een enkeling durfde zelfs een high five te geven. Met een gerust hart konden wij, falang, weer de rivier op.

Drie stroomversnellingen, een bijna-aanvaring met twee waterslangen en dertig koeiendrollen verder, werd het tijd om het koude water te verlaten. Bij de eerstvolgende mogelijkheid om de rivier uit te komen, stond een politieagent vanaf de kant al naar ons te wijzen. ‘Ojee, die ziet er niet al te vrolijk uit’, zei ik. ‘We zijn vast iets illegaals aan het doen.’ Druk gebarend liep hij naar de plek waar wij de kant op klommen. Wederom stormde een groep kinderen op ons af om met eigen ogen te zien wat er gaande was. Met onze allervriendelijkste glimlach naderden we de agent. En wat bleek, we kregen een nog grotere glimlach terug. Of het aan zijn goede gemoed lag, of zijn syndroom van Down, deed op dat moment niet ter zake.

Druipend van het bruine water liepen we naar de hoofdweg. Daar bleek dat we, zelfs na vier uur tuben, nog maar een paar kilometer uit Luang Namtha waren. We klommen in een motorisch aangedreven kar die voor ons stopte en lieten ons mee terug nemen. Vrolijk constateerden we dat er van de spullen in de dry bag niet veel meer droog was. Ach, wat maakt het uit, onze allereerste Tubesday totally rocked!

maandag 16 september 2013

Kippenhok


Ons huis lijkt wel een kippenhok. Niet omdat de mensen die in het falang house wonen er zo’n bende van maken, maar omdat het wemelt van de kippen. Niet letterlijk in ons huis, maar toch zeker er omheen. Je kan de poort nog niet binnenlopen of je struikelt over een hen met haar dozijn kuikens.

Onze buren houden kippen. Scharrelkippen, welteverstaan. De buren denken hun schare kippen veilig omheind te hebben op een flink stuk grond, maar kennelijk zit er ergens in dat hek een gat. Hier maken de hanen en hennen gretig gebruik van om in onze tuin te komen chillen. Via de tuin wandelen ze naar onze buren aan de andere kant, of simpelweg naar de straatkant.

Wat onze – en andere – tuinen nou zo aantrekkelijk maakt is me een raadsel, maar ze scharrelen hier graag. Misschien is het gras altijd groener aan onze kant, of vallen de lekkerste zaden op onze grond. Wat de reden ook is, het wordt een bonte bedoening als je lekker in je hangmat een middagdutje wil doen.

Want dat er wat kippen en kuikens onder je door tippelen is geen ramp, maar de hanen die het spoor van hun territorium bijster zijn is dat wel degelijk. Want welke hen op welk gebied hoort bij welke haan? Omdat de hanen het zelf ook niet weten, ontstaat er een continu geschal van hanengekraai. De ene haan neemt het op tegen de andere, waardoor er een heuse kraaibattle ontstaat.

In tegenstelling tot wat je zou denken, kraaien ze niet alleen bij het krieken van de dag. Nee, ze beginnen al uren voor zonsopgang en gaan rustig de hele dag door. De ene haan klinkt alsof hij al jaren zware shag heeft gerookt, de ander alsof hij een zware nacht in de gay bar achter de rug heeft.


Een ware kakafonie van allerhande hanengekraai verstoort mijn middagrust. En dan heb ik het over het hennengekakel nog niet eens gehad. Een theekransje bij de kapper is er niks bij…

zaterdag 7 september 2013

Lost in Lao Smiles


Sabaidee! Khop jai lai lai! The Lao words that every tourist knows are not that hard to learn. But what if you need to make something clear to a local person? And what if it actually is important that your message comes across?

Communication would appear to be the first and biggest challenge when I started at Forest Retreat’s Bamboo Lounge restaurant. Four Lao girls were awaiting me in the early morning with a huge smile. Two of them only spoke a little English; the other two had been working there for only a month or so and didn’t speak any English at all.

Luckily the girls were trained very well and knew exactly what to do in the shop. So they started arranging the sofas, cleaning the floors, preparing food in the kitchen…

Soon the first travellers arrived, craving for western breakfast and real coffee. I told the girls what our customers had ordered and asked them to prepare the food. I smiled. The girls smiled back at me.

But soon I found out that their smile was not to be confused with a sign of approval. The Lao girls not only smile when they are happy, they smile at you whenever you’re talking to them, whether they understand you or not.

So, instead of preparing food for hungry travellers, the girls were smiling some more. I smiled back at them. I even nodded. Finally I understood that they didn’t understand. Fortunately, there is such a thing as universal sign language. With pointing, signing and showing ingredients, I managed to get the girls preparing the right dishes.

And as breakfasts turned out fine, the girls served it to the patient customers. With a smile, obviously.

donderdag 29 augustus 2013

Leven in Laos: de was ophangen




Dreigend richt hij zijn bovenlijf op, twee poten gaan uit protest de lucht in. Voelsprieten bewegen alle kanten op om te ontdekken waar het gevaar vandaan komt. ‘Wie durft mijn doorgang te versperren?’, lijkt de mier op de waslijn uit te brullen.

De was ophangen in je tuin in Luang Namtha blijkt nogal een uitdaging. Want het is niet één mier die toevallig op je waslijn bivakkeert, het zijn er honderden die een wandeling maken van het dak naar de boom en terug. En ze zijn niet van plan een alternatieve route te nemen omdat ik zo nodig wat was op moet hangen.

Mijn eerste poging om de lijn miervrij te maken door ze er af te blazen, mislukt faliekant. Hoe hard ik ook blaas, de mieren blijven zich hardnekkig aan de lijn vasthouden. Ik kijk om me heen in mijn nieuwe tuin, op zoek naar grover geschut. Met een Laotiaanse bezem veeg ik de lijn vast wel even schoon. Dacht ik. Niet meer dan een aai blijkt het voor mieren die stug heen en weer blijven lopen.

Er zit niets anders op dan wachten. Wachten tot de drukke mieren precies genoeg lijn vrij laten om één handdoek op te hangen. Stukje bij beetje blokkeer ik de mierensnelweg met handdoeken, shirts en ondergoed. Zo snel mogelijk pik ik hun lijn in en zet ik de was vast met wasknijpers voordat ze ook die veroverd hebben.

Aarzelend betasten de mieren de vreemde structuren op hun weg. Sommige keren zich om zodra ze de handdoekstof voelen, andere mieren wagen het erop om halverwege weer om te draaien. Een enkele moedige mier durft het aan om over was en wasknijpers heen zijn vaste route af te leggen. Goed voorbeeld doet goed volgen en het duurt dan ook niet lang voordat zich weer mierenfiles vormen op de lijn.

Tevreden bekijk ik het resultaat: de mieren krioelen eroverheen, maar de was hangt!

dinsdag 13 augustus 2013

Als de tsunami komt




Maandag 12 augustus 2013


Tsunami evacuation route. Vrezen dat je een bordje met de evacuatieroute mist, hoef je niet op de Trang Islands aan de Zuidkust van Thailand. Bij ieder hotel en op iedere straathoek word je de weg gewezen naar de dichtstbijzijnde evacuatieroute. Maar wat als je daadwerkelijk een metershoge golf op je af ziet komen? Ga je dan op zoek naar de dichtstbijzijnde plek om te evacueren? Klim je in de palmboom waar je als eerste langs rent? Of trotseer je in alle rust de golf omdat je weet dat je een tsunami nimmer voor kunt blijven?

De borden roepen vragen op. Toeristen die genieten van de Thaise stranden kunnen zich haast geen voorstelling maken van de ramp die het gebied bijna tien jaar geleden trof. Maar wat doen de borden met de lokale bevolking? Thai die de ramp misschien aan hun eigen eiland voorbij hebben zien gaan, maar wiens familie en vrienden op naburige stranden minder geluk hadden? Simpelweg omdat ze geen flauw idee hadden van wat ze moesten doen toen ze de aarde voelden trillen, waarom de zee zich onverwacht meters terugtrok, hoe de metershoge golf daarna met honderden kilometers per uur richting de kust zou razen.

Acht jaar na de ramp heeft Thailand het beste tsunami-waarschuwingssysteem in heel Zuidoost-Azië, zo lees ik in een artikel in The Jakarta Post van 25 december 2012. Met behulp van meetapparatuur wordt continu gemonitord of er ongewone activiteit in de Indische Oceaan is. Zodra dat het geval is, wordt die ongewone activiteit gecontroleerd bij andere internationale meteorologische instituten. Als ook zij bevestigen dat er tsunamigevaar is, wordt binnen twee minuten na de eerste meting een waarschuwing uitgegeven via alle mogelijke communicatiekanalen. Vluchten naar hoger gelegen grond is het devies.

Ik kijk naar de golven die vlak voor de kust breken en rustig het strand op rollen. Met een gerust hart bestel ik nog een pineapple shake: ik ben maar 250 meter verwijderd van veiliger gebied.

vrijdag 9 augustus 2013

Op zoek naar de zeekoe



Dinsdag 6 augustus 2013


Koh Libong, het eiland van de dudong. Het enige Thaise eiland dat is omringd door zulke grote weiden van zeegras, dat het hele kuddes zeekoeien kan herbergen. Geen plek ter wereld die zo bekend staat om het snorkelen tussen deze enorme zoogdieren. Geen betere plek waar je met eigen ogen kan zien hoe de zeekoeien genieten van hun grasmaaltijd.

Geen wonder dat ik drie vluchten, twee lange taxiritten en een boottocht over had voor een bezoek aan het leefgebied van de dudong. Zelfs keiharde moessonregens konden me niet weerhouden van een bezoek aan het kleine Islamitische eiland in de Andaman-zee, langs de kust van Zuid-Thailand.

Op Koh Libong staat alles in het teken van de zeekoe: resorts worden naar hen vernoemd, dudong-uitkijkposten worden gevonden op puntige bergtoppen en toeristen worden vrolijk langs dit alles rondgeleid. Tuktuk-driver Sí bracht me, ondanks de aanhoudende regen, met aanstekelijk enthousiasme naar het Libong Dudong Beach Resort. Een resort met deze naam, waar een zeekoestandbeeld prijkt bij het naambord, kon toch niets dan goeds beloven. Na een bord fried rice zou de lucht vast opklaren om me de wondere wereld van de zeekoe te openbaren.

Maar de moesson hield geen rekening met de wens om tussen de zeekoeien te zwemmen, alsof je net als hen zou grazen over het zeegras. De tropische buien hielden in wisselende kracht aan. De harde regen en de stevige wind maakten het zeewater troebel, wat het zien van de zeekoe onmogelijk maakte. Er restte niets dan de dag doorbrengen met een boek onder een afdak, hopend op beter weer.


Woensdag 7 augustus 2013

Geen boot zou uitvaren die dag. De harde wind maakte de golven hoger dan de Thai gewend zijn en het troebele water kreeg door de stortregen geen kans om weer helder te worden. ‘Look dugongs today?’, vroeg de gastvrouw verbaasd toen ik haar wederom bestookte met de hoop de zeekoe te zien. ‘No, no possible.’

Somber droop ik af naar onze tafel. Er moest op dit eiland, dat er nota bene om bekend staat, toch wel iemand te vinden zijn om een echte zeekoe te laten zien. Tuktuk-driver Sí kon vast wel een tour over het eiland geven en een handje helpen bij m’n zoektocht naar de zeekoe.

Hij bracht me naar een grot in de bergen. Eenmaal omhoog geklommen naar de top, keek je zo uit over de zee en zou er ongetwijfeld zo nu en dan een zeekoe naar lucht komen happen. Twee dagen eerder had hij er nog vier gezien. Vol vertrouwen beklom ik op slippers – wist ik veel dat er een berggrot beklommen moest worden – over de glibberige stenen omhoog. De vleermuizen vlogen me om de oren, koude druppels vielen in mijn nek.

Uitgeput bereikten we het uitkijkpunt. De kortste aanblik van een zeekoe zou deze klim al hebben goedgemaakt. Sí ging er goed voor zitten, op een smalle richel langs de berg, om over de zee uit te kunnen kijken. Maar het zeewater was wederom te troebel, de door de wind veroorzaakte golven stuwden het zand omhoog en hulden de zeekoeien in een mist van modder.

Vergeefs bleek de zoektocht naar de zeekoe. Ik verliet het Libong Dudong Beach Resort met de belofte er eens terug te keren. Later zou ik nog eens gaan zoeken naar de zeekoe, nu ging ik op zoek naar de zon.

zondag 12 mei 2013

Mijn vergeefse inzending voor de VPRO Bagagedrager: De armen van de Mekong

“Mijn moeder zegt wel eens tegen me dat ik nooit, mijn hele leven niet, ergens rivieren zal zien die zo mooi zijn als deze, zo groot, zo wild, de Mekong en haar armen die naar de oceanen stromen, de watergebieden die in de holten van de oceanen verdwijnen.”

Geen oorlog, geen moeder en zelfs geen minnaar zijn zo bepalend geweest voor het oeuvre van Marguerite Duras als het onverbiddelijke landschap van zuidelijk Vietnam. Het landschap waar de machtige Mekong zijn armen uitstrekt en alles kan meevoeren, verslinden zelfs.

Het is die rivier, en het landschap dat zij voedt, die een eindeloze inspiratie vormden voor de Franse schrijfster. De rivier die de tranen van haar tomeloze verdriet heeft opgeslokt, maar ook de rivier waar de Chinese minnaar om haar liefde vocht, de rivier die Duras’ literaire domein wist binnen te dringen en zo haar donkere armen ook om mij heen sloot.

Net als de kleine Marguerite wil ik de reis maken van het huidige Ho Chi Minh City naar Sa Déc. Niet om op de veerpont een Chinese minnaar op te duikelen, maar om het leven op de Mekong te voelen. Om de verhalen op te tekenen van de mensen die leven op de altijd groene rijstvelden in de delta, om te zien hoe de Vietnamese kinderen steltlopers vangen en hoe die ’s avonds op je bord belanden. Om te voelen hoe een kind met één oversteek op deze machtige rivier volwassen kan worden.

Het voormalige huis van de Chinese minnaar, Huynh They Le, in Sa Déc is sinds 2007 opengesteld voor publiek. Welke sporen hebben Marguerite Donnadieu en haar familie achtergelaten in het koloniale stadje in het voormalige Franse Indochina? Of zijn het slechts de sporen die literatuurtoeristen zelf hebben gecreëerd? Niet alleen het huis van de minnaar staat er nog, ook de school waar Marguerites moeder lesgaf. En hoe zit het met de vrijgezellenflat, waar de liefde werd bedreven met niets dan verkeerslawaai als achtergrondmuziek?

Niet alleen de reis met de veerpont vraagt om een herbeleving, ook de barre tocht over, toen, onbegaanbare wegen van Sa Déc naar Prey Nop in Cambodja met een oude Citroën hoort bij het literaire reisavontuur. Dit is het gebied waar Marguerite en haar broertje één werden met de natuur en op de wilde dieren joegen. Tegelijkertijd is dit de plek waar mevrouw Donnadieu, in tegenstelling tot de bewoners in de delta, jarenlang tegen de oceaan heeft gestreden om ook maar een korreltje rijst te verbouwen. Precies hier zijn een paar jaar geleden met behulp van dijken de grootste rijstvelden van Cambodja gecreëerd.

Deze tweeledige reis door een stukje van Zuidoost-Azië is enerzijds een ode aan de literatuur, anderzijds aan de lokale bevolking. Met de tocht van het voormalige Saigon naar Sa Déc wil ik laten zien hoe diep literatuur een mens kan raken. En in Prey Nop wil ik laten zien hoe de lokale bevolking er decennia later alsnog in is geslaagd de strijd tegen de Grote Oceaan te winnen.

Citaat: Duras, Marguerite. De Minnaar. Vert. Marianne Kaas. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1987.