woensdag 25 januari 2012

Elephant working hours


Myanmar, Taungoo, 7 januari 2012

Twee uur achterop een tot motor opgevoerde scooter is voor de nietsvermoedende westerling te veel. Kramp in schouders en armen, op slot zittende knieën en blaren op de vingers van het vasthouden aan de stang achterop. Om van het chaotische verkeer nog maar te zwijgen. En de snelheden die, ondanks – of dankzij – de kapotte snelheidsmeter behaald worden. Twee uur in de brandende zon, met een ronkende motor onder je kont, over wegen vol gaten.
Wegen die overigens goed onderhouden worden. Door vrouwen en kinderen. Vrouwen en kinderen die sjouwen met schalen vol keien, schalen met kokendhete teer en bedelschalen. Bedelen om het materiaal te bekostigen, niet hun arbeid, ben ik bang.
Aangekomen in het olifantenkamp staan twee jonge olifanten ons opgetuigd en wel op te wachten. Samen met hun meesters. Meteen beklimmen we de beesten voor een tochtje door de jungle. Waarom gingen we dit ook weer doen? De gids stelt ons gerust: vóór deze wandeling en erna hebben de olifanten vrij. Dat maakt (het voor) ons wat draaglijker. ‘Make it short’, is het antwoord op de vraag of we jungle of dorpjes prefereren.
Met een kort, maar fel commando knielt de olifant zodat we kunnen afstappen. Ze worden meegenomen om afgetuigd te worden. We volgen twee andere olifanten die de jungle ingebracht worden op hun vrije middag. Alleen in de ochtend werken ze: de olifanten trekken omgekapte bomen door de jungle naar een open plek waar de trucks komen om de stammen op te halen. Waar het voor de mens te gevaarlijk wordt om fysieke arbeid te verrichten, mag de olifant zijn eigen leefgebied leegtrekken. In de middag wordt het te heet voor de logge beesten en mogen ze zichzelf vermaken in de jungle. Hier mogen ze de hele middag en nacht eten en ‘vrij rondlopen’. Kettingen rondom hun voorpoten met nauwelijks speling ertussen en een luid klinkende bel rondom hun nek, belemmeren hun vlucht.
In de ochtend komt hun meester de olifanten weer vangen. Sommige dieren zijn slim: als ze hun baasje ruiken, bewegen ze niet zodat de bel om hun nek tot zwijgen wordt gebracht. Of ze zorgen dat de bel op hun rug belandt, om het geklingel te verstommen. En soms komen ze een wilde broeder tegen, die hen helpt te ontsnappen. Samen laten ze de teakplantages achter zich, terug naar de wildernis. Een sprankje hoop schittert door de jungle.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten